‘Het is soms noodzakelijk om een hond in te zetten’, stelt Ronald Verheggen, sectorhoofd Dienst Regionale Operationele Samenwerking (DROS) en verantwoordelijk voor de trainingen van politiehonden. In het tv-programma Zembla legt hij vanavond uit hoe de politie honden inzet als geweldsmiddel. ‘Bijvoorbeeld bij aanhoudingen met een verhoogd risico. Ook zetten we honden in bij samenscholingen waarbij de openbare orde ernstig in het geding is. In dat geval moet de hond aangelijnd zijn.‘ De politie heeft zo’n vierhonderd surveillance- en AOT-honden (honden van de aanhoudings- en ondersteuningsteams) en hondengeleiders ter beschikking, die elk tot honderdtachtig diensten per jaar draaien en op tienduizenden meldingen worden afgestuurd. ‘De inzet gebeurt volgens duidelijke richtlijnen’, zegt Verheggen. ‘Zo moet de politie waarschuwen voordat een surveillancehond of een AOT-hond tegen een verdachte wordt ingezet. Dat moet luid en duidelijk gebeuren.’
Regeling Politiehond
Volgens Verheggen krijgen de honden en hun geleiders een intensieve training. ‘De honden worden afgericht door particulieren, die ze de basisvaardigheden bijbrengen. Daarna nemen instructeurs van de politie de opleiding van de honden en geleiders over. De geleider traint minimaal twee keer per maand met zijn of haar hond, die gecertifieerd moeten zijn conform de Regeling politiehond. Hond en geleider zijn daarvoor verplicht een keer per twee jaar deel te nemen aan een examen. We trainen op bijten in arm en been. Als dat bijvoorbeeld door de omstandigheden niet mogelijk is kan de hond ‘geplaatst’ worden op een specifiek lichaamsdeel. Daarbij zal de veiligheid van de verdachte altijd in overweging worden genomen.’
Registreren bijtincidenten
Geweld moeten we als politie melden. Gebeurt dat niet, dan volgen in de regel zware sancties. Per jaar vinden er zo’n 360 bijtincidenten plaats. Dat is ongeveer 1% van de ingezette geweldsmiddelen. Op jaarbasis wordt per hond/geleider gemiddeld minder dan één keer gebeten. Verheggen: ‘Dat geeft wel aan hoe terughoudend we zijn met de inzet van dit geweldsmiddel. Bij veruit de meeste inzetten gebeurt deze geweldstoepassing zoals we dat willen zien. Een enkele keer moet je vaststellen dat het anders had gekund.’ Bijtincidenten worden volgens Verheggen geregistreerd. ‘Zo registreert de politie de inzet van de hond en het gebruik van geweld.’
De gebeten hond
‘Aan ieder geweldsmiddel dat we inzetten zitten risico’s vast’, waarschuwt Verheggen. ‘De hond is en blijft een dier. Er zit altijd een element van onvoorspelbaarheid in. ’De geweldsinzet (rechtmatigheid en proportionaliteit) van een surveillance wordt getoetst door de hulpofficier van justitie (hovj), het sectorhoofd, commissie geweldsaanwending in de eenheid en uiteindelijk de politiechef van die eenheid. Bij de afwegingen en het oordeel gebruikt de commissie de adviezen uit het rapport ‘De gebeten hond’ van de politie, die zich hierbij baseerde op aanbevelingen van de Nationale Ombudsman uit 2009.
Aanbevelingen Nationale ombudsman
De aanleiding voor het rapport was een klacht van een man die in zijn been was gebeten door een politiehond. De ombudsman adviseerde de politie om de regels voor de inzet van honden op te nemen in de Ambtsinstructie. Het geven van een bijtopdracht aan een hond is immers een zwaar geweldsmiddel dat ernstige gevolgen kan hebben voor een burger. ‘Dat rapport gebruiken we sindsdien als kader voor de inzet van honden’, zegt Verheggen. ‘Zowel bij opleiding en training van de honden, als bij disciplinaire of strafrechtelijke toetsing.’
Het is nu wachten tot de aanbevelingen van de nationale Ombudsman formeel worden opgenomen in de nieuwe Ambtsinstructie voor de politie. Maar dat gaat Verheggen niet snel genoeg. ‘De politie had in een eerder stadium bij de wetgever moeten aandringen op formalisatie. Het resultaat is dat we nu 11 jaar verder zijn en het nog steeds niet in de Ambtsinstructie staat. Dat is een slecht signaal naar onze partners en naar de samenleving.’
Verantwoord geweldsmiddel
Maar de diensthond blijft een noodzakelijk en verantwoord geweldsmiddel voor de politie, benadrukt Verheggen. ‘Laat ik voorop stellen dat ieder geweldsmiddel er lelijk uitziet en risico’s op letsel met zich meebrengt. Maar de kans op ernstiger of zelfs dodelijk letsel is groter bij een vuurwapen. Het gebruik van lichtere middelen, zoals de wapenstok of fysiek geweld, kan niet altijd het gewenste effect hebben en levert soms ook meer risico’s op. In zo’n geval kun je als politie het beste een hond inzetten. De hond is dus noodzakelijk als geweldsmiddel, maar de hond als zoekmiddel is onvervangbaar.’