Vrijspraak van moord, doodslag wel bewezen
De rechtbank spreekt verdachte vrij van moord, omdat zij niet kan vaststellen dat hij met voorbedachte raad heeft gehandeld. De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag, gelet op onder meer zijn bekennende verklaring en het sectierapport van het Nederlands Forensisch Instituut. De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte het lichaam het slachtoffer heeft verborgen, weggevoerd en weggemaakt en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van geldbedragen van haar bankrekening.
Geen openheid van zaken gegeven
De rechtbank overweegt dat verdachte immens groot leed heeft berokkend aan de nabestaanden, onder wie de twee kinderen van verdachte en het slachtoffer, een kind van het slachtoffer uit een eerdere relatie, en de familie uit Hongarije van het slachtoffer. De rechtbank rekent het hem onder meer in het bijzonder aan dat hij bijna twee jaar lang geen openheid van zaken heeft gegeven en iedereen in het ongewisse heeft gelaten over wat er is gebeurd in maart 2020. Hij heeft bij de gewelddadige dood van het slachtoffer en daarna, zonder scrupules en totaal onverschillig gehandeld.
Verminderd toerekeningsvatbaar en herhalingsgevaar
Er is in deze strafzaak onderzoek verricht naar de geestvermogens van verdachte. Daartoe is hij opgenomen geweest in het Pieter Baan Centrum (PBC). Verdachte heeft echter zijn medewerking aan het onderzoek geweigerd. Als gevolg daarvan hebben de gedragsdeskundigen van het PBC zich moeten onthouden van een advies omtrent zijn toerekeningsvatbaarheid en het recidiverisico. De rechtbank heeft op basis van aan aantal stukken, waaronder het PBC-rapport, een eerder rapport van een psycholoog, een reclasseringsrapport en het strafdossier, zelf vastgesteld dat er bij verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De rechtbank acht hem verminderd toerekeningsvatbaar. Voorts blijkt uit het strafblad van verdachte dat hij in het verleden vaker is veroordeeld, onder meer voor (huiselijk) geweld. Er is gevaar voor herhaling. Gelet op het voorgaande vereist de veiligheid van personen dat aan hem een TBS met dwangverpleging wordt opgelegd.
Strafoplegging
De rechtbank oordeelt dat de bewezenverklaarde feiten -vanuit het oogpunt van vergelding- oplegging van een gevangenisstraf van zeventien jaar (zoals door de officier van justitie gevorderd) rechtvaardigen. Maar in de omstandigheid dat de rechtbank aan verdachte tevens de maatregel van TBS met dwangverpleging oplegt, ziet de rechtbank aanleiding om in plaats van zeventien jaar gevangenisstraf, een lagere gevangenisstraf op te leggen, te weten een gevangenisstraf van twaalf jaar.