DE PUNT - Het OM heeft de aangifte van nabestaanden van twee treinkapers bij De Punt geseponeerd. De nabestaanden deden aangifte tegen medewerkers van Defensie wegens beïnvloeding van getuigen in de civiele procedure die zij tegen de Staat hebben aangespannen. Het OM concludeert na uitvoerig onderzoek door de Rijksrecherche dat hiervan geen sprake is geweest.
In 1977 vond er bij het Drentse dorp De Punt een treinkaping plaats. Op 11 juni werden mariniers ingezet om hier een einde te maken. Daarbij kwamen zes van de negen gijzelnemers om het leven en twee gegijzelde treinpassagiers.
Nabestaanden van twee treinkapers begonnen een civiele procedure tegen de Staat. Zij stelden zich op het standpunt dat tijdens de bevrijdingsactie hun zoon en zus zonder noodzaak zijn doodgeschoten door mariniers.
In de civiele procedure zijn voormalige mariniers als getuigen gehoord. Het ministerie van Defensie heeft de mariniers hierop voorbereid tijdens een aantal bijeenkomsten. Defensie organiseerde deze bijeenkomsten omdat het zich als voormalige werkgever verantwoordelijk voelde voor begeleiding van de mariniers.
Volgens de nabestaanden is tijdens de bijeenkomsten sprake geweest van het beïnvloeden van getuigen. Zij hebben daarvan aangifte gedaan bij het OM. In de civiele procedure hebben de rechtbank en daarna het gerechtshof geen onrechtmatigheden vastgesteld in het optreden van de mariniers.
Rijksrecherche-onderzoek
Naar aanleiding van de aangifte heeft de Rijksrecherche onder regie van het OM uitvoerig onderzoek gedaan. De ernst van de onderliggende kwestie vraagt ook om uitgebreid onderzoek. Het gaat immers om het overlijden van personen door toedoen van de Staat en de stelling dat de overheid vervolgens getuigen heeft beïnvloed in een rechtszaak daarover.
De Rijksrecherche heeft onder meer de mariniers gehoord, evenals de toenmalig commandant en zijn plaatsvervanger. Andere aanwezigen bij de bijeenkomsten zijn eveneens gehoord en mailboxen van Defensiemedewerkers zijn onderzocht.
Bijeenkomsten
Uit het Rijksrecherche-onderzoek volgt dat tijdens de bijeenkomsten georganiseerd door Defensie met de mariniers slechts procedureel is gesproken over wat zij konden verwachten in de civiele zaak. Het is niet over de inhoud van de zaak gegaan.
In de aangifte is veel aandacht besteed aan een bijeenkomst van 10 mei 2017 bij Defensie. Bij deze bijeenkomst waren niet de mariniers, maar wel de voormalige commandant en de plaatsvervangend commandant aanwezig. Tijdens deze bijeenkomst zijn oude geluidsbanden van de zogeheten aanvalsgroepen beluisterd. Op de band van een aanvalsgroep die zich buiten de trein bevond, was het woord ‘genadeschot’ te horen.
Er volgde tijdens de bijeenkomst een gesprek over de context van het gebruik van dat woord. Daarbij suggereerde een van de aanwezigen dat dit op het afmaken van een koe zou kunnen duiden die gewond was geraakt bij de aanval op de trein.
OM-besluit
Het bespreken van de context van het gebruik van het woord genadeschot tijdens de bijeenkomst van 10 mei 2017 zou strafrechtelijk gezien in beginsel beïnvloeding van getuigen kunnen opleveren. De Rijksrecherche heeft echter niet kunnen vaststellen wie de suggestie deed. De aanwezigen die door de Rijksrecherche zijn gehoord, herinneren zich dat niet.
Daar komt bij dat tijdens deze bijeenkomst nog niet bekend was dat de plaatsvervangend commandant later als getuige in de civiele procedure zou worden opgeroepen. Ook blijkt nergens uit dat het de bedoeling was om getuigen te beïnvloeden. Het gesprek over het woord ‘genadeschot’ heeft ook geen invloed gehad op de civiele procedure. De plaatsvervangend commandant (die later als getuige is gehoord) heeft zijn verklaring er niet op aangepast.
Het OM heeft op basis van het Rijksrecherche-onderzoek besloten de aangifte van de nabestaanden te seponeren. Zij hebben de mogelijkheid hiertegen een klacht in te dienen via een zogeheten artikel-12-procedure bij het gerechtshof.